Belofte maakt schuld ... In het vorige blogje beloofde ik een stukje uit Annabels verhaal. Ik lees jullie daarom graag een stukje voor uit Liefde overstijgt alles, het boek dat ik voor Annabel schreef. Wil je graag meer lezen? Annabel gaf haar toestemming om enkele fragmenten uit haar boek te publiceren. Die kun je lezen op https://www.watiknogzeggenwou.be/werkwijze.html. Veel luister- en leesplezier, Eveline
0 Opmerkingen
Ik kijk vanuit de living – waar ik werk – naar buiten. De zon schijnt. Het is een mooie, maar koude dag. Het gras in onze tuin begint weer te groeien. Het is zowaar tijd om het af te rijden. Zo lang staat het. Bloemetjes die ik jaren geleden plantte, maar waarvan ik de naam niet meer weet, komen elk jaar piepen. Licht- en donkerroos en paars. Ook paaslelies. Ik zie de botjes aan de bomen en struiken komen. Alleen de middelste van drie bomen in onze tuin heeft het wat moeilijk om in gang te komen. Ik voel een grote dankbaarheid voor al wat groeit en bloeit.
Ik voel het kriebelen in mijn maag terwijl ik het gesprek aan het voorbereiden ben, maar voel tegelijkertijd ook een heel grote rust. Ik deed dit soort gesprekken al eerder bij Kerk & Leven, waar ik een palliatieve vrouw interviewde over haar nakende afscheid en een man met pancreaskanker die enkele maanden later overleed. Ook in de vijf levensverhalen die ik schreef, kwamen vragen over afscheid nemen, de dood en betekenis van het leven al aan bod. Nieuw is het dus niet. Het voelt echt vertrouwd. Een beetje als thuiskomen zelfs. Hoe ‘vreemd’ de dood ergens ook wel voor me is, want ik kwam er nog niet van heel nabij mee in aanraking. Drie van mijn vier grootouders zijn overleden, maar daar houdt het (gelukkig!) op. Ook met kanker heb ik geen ervaring, maar daardoor is mijn blik niet vertroebeld. Anders zou mijn hoofd misschien de hele tijd aanknopingspunten zoeken. “Waarom heeft ze niet dat uitgeprobeerd?” “Kent ze die therapie?” “Heeft ze dat boek gelezen?” Niet dat ons gesprek de hele tijd over de ziekte zal gaan. Allerminst. Het gesprek gaat over het leven. Over A.’s leven. Maar bij het leven, hoort ook de dood. En als je daar dichtbij staat, is het belangrijk om dat onderwerp niet weg te duwen. Het is tijd om te vertrekken. Ik stap in de auto. Op de radio gaat het over christelijke hiphop en de toenemende aandacht voor “wat we niet kunnen zien” in de samenleving. Ik glimlach. Wat een mooie opwarmer voor het gesprek met Annabel straks. Ik bel aan. Haar man doet open. “Annabel was nog wat aan het rusten, maar komt zo naar beneden”, zegt hij. Hij stelt zich voor als J. en laat me binnen in de living. “Dag F.”, zeg ik, wanneer een vrouw de living binnenkomt. “Het is A.”, lacht ze. “Ooh, verdorie. Die fout zal ik waarschijnlijk wel nog meer maken”, zeg ik verontschuldigend. A. en F. zijn tweelingzussen. F. wou er ook graag bijzijn deze namiddag. Ding dong. De bel. Het is F.. “Dag A.”, zeg ik. “Het is F.”, zegt ze lachend. “Oooh. Zeg ik. Miljaar! “Zet je F., we willen graag beginnen”, maant A. haar zus aan. “Zullen we anders eerst dat spuitje zetten?”, stelt F. haar zus voor. “Dan zijn we daar vanaf.” A. stemt toe. Het is een bloedverdunner, omdat ze een longembolie heeft. A. installeert zich in de zetel naast haar en ik aan de andere kant. “Zo, zullen we meteen maar met de deur in huis vallen?” Ze knikt. Ze heeft twee dekentjes over haar heen getrokken. Een kort dekentje met een kap van een dino van haar zoon en een roos met hartjes. “Aan welke herinnering denkt u graag terug?” A. twijfelt niet lang. Ze vertelt over hoe ze haar man ontmoette, nu bijna tien jaar geleden. Ook over het indrukwekkendste dat ze ooit meemaakte, hoeft ze niet lang na te denken. “De geboorte van mijn zoon, L.”, zegt ze. Het gesprek is vertrokken. A. antwoordt vlot. Ze is open, oprecht. Ze huilt niet één keer. Niet dat dat niet mag. He-le-maal niet. Tranen zijn de wasmachine van de ziel. Haar boodschap klinkt enkele keren luid en duidelijk: “Open je hart. Volg je gevoel. Wees positief.” Dat zijn woorden die ze aan haar zoon wil meegeven. Maar ook aan haar man en haar zus en haar ouders en schoonouders. En haar vrienden. En ik? Ik voel me als een vis in het water. Alsof ik zulke gesprekken al honderden keren heb gedaan. Ik geef aan wanneer me iets onduidelijk is, vraag door als ik voel dat het nodig is. Laat stiltes zichzelf zijn. Maak oogcontact. Knik. Hum. Ik ga geen vraag uit de weg. Ook niet de vraag hoe ze hoopt het leven los te laten. Of hoe ze herinnerd wil worden. Ze begint haar antwoord vaak met “Als ik met zekerheid weet dat ik niet meer lang te leven heb …” A. hoopt nog altijd om te genezen. Een nee, dat is niet tegen beter weten in. Ze gelooft en hoopt dat werkelijk. Ze las er een boek over. Over hoe je door positief te denken het tij weer kan keren. Ik hoop het met haar mee. Af en toe glimlacht haar zus naar mij. Ik zie haar een traantje wegvegen. Ik zie dat ze denkt dat het goed is. Dat dit gesprek plaatsvindt. En ik kijk naar haar vriend wanneer A. liefdevol over hem vertelt. Over hoe sterk hun band is geworden sinds ze in mei vorig jaar herviel. We mikten op een uur, maar het werden er bijna twee. Twee uur die zo om waren. Ik had me verwacht aan veel zwaarte, maar we hebben af en toe echt gelachen. Als ze bijvoorbeeld vertelde dat haar zoon kwaad was op haar en dat hij op een blad had geschreven – hij is zes en kan net schrijven – “ik ben boos”. En hoe prachtig A. dat vond, dat hij zijn gevoelens kon uiten. Of over hoe hij vaak hartjes tekent, een teken voor haar dat hij bezig is met zijn gevoel. Of aan haar zei: “Mama, ik kan jouw gedachten lezen. Jij wil genezen.” A. is zo’n wijze vrouw. Als ze geneest, wil ze niet gemakzuchtig zijn, maar met haar zus een bedrijfje oprichten om mensen weer gezond te maken. “En J. zal onze boekhouder zijn.” Gelach. Ik heb geen idee van het beroep van haar vriend, maar een boekhouder zag hij er niet meteen uit. 😊Wanneer ik de deur uitga, zegt haar zus: “Het was een mooi gesprek.” “Ik heb het gevoel dat mijn leven helemaal niet speciaal was”, reageert zus A.. Het wordt fel tegengesproken door haar zus, Jan én mij. Want als ik iets gezien en gehoord heb, dan is het wel dat deze vrouw heel wat transformaties heeft doorgaan. Zeker het laatste jaar. Ze staat sterk in haar schoenen en heeft veel liefde in haar hart. Ik sluit de deur zacht achter me en loop naar mijn auto. De hagelbollen zijn al vloeibaar geworden en de zon komt weer piepen. Zo snel kan het gaan. Ik rij naar huis. Geen inspirerende woorden meer op de radio. Maar des te meer in mijn hoofd. In een volgend blogje krijgt u een stukje van A.'s verhaal te lezen. ![]() Een maand geleden plaatste ik op een oproepje op Facebook en in mijn nieuwsbrief. Ik vertelde al dat het al lang aan mij trok om eindelevensgesprekken op te tekenen. Of levenseindegesprekken. Of hoe je het ook noemen wil. Het is een geestelijk testament van mensen die weten dat ze niet meer lang te leven hebben, ofwel omwille van hoge ouderdom ofwel door ziekte. Ik zocht drie mensen die aan dat profiel voldeden en een gratis gesprek wilden. A. was één van hen. Een jaar geleden had haar zus F. contact met me opgenomen. Of ik niet wou helpen om een tekst te schrijven over haar zus? Er was bij haar zus opnieuw kanker ontdekt en de prognoses waren niet bijster goed. F. wou die tekst echter niet tussen de soep en de patatten schrijven. Lees: tussen haar overlijden en haar begrafenis.Ik voelde meteen dat ik dat haar graag wou helpen, ook al week haar vraag af van de biografieën die ik toen schreef (en nog schrijf). F. ging me laten weten wanneer de gezondheid van haar zus zou verslechteren. Ik belde haar nog eens op en kreeg toen hoopgevende berichten over de toestand van haar zus. We besloten toch al eens af te spreken, maar door onze drukke agenda’s viel die afspraak in het water. Toen ik dan begin maart besliste om die eindelevensgesprekken een kans te geven, schoot F. plots in mijn gedachten. Al twee mensen hadden toegezegd voor een gratis eindelevensgesprek. Misschien wou haar zus die kans wel grijpen. Ik belde F. op, maar kreeg geen gehoor. Een dag later kreeg ik een sms’je. “Ik had vorige week al gedacht om jou te bellen.” Aha! Toen we elkaar hoorden, vertelde ik over de oproep die ik had gelanceerd. Ze ging het aan haar zus voorleggen. En toen kreeg ik een onrustwekkende sms’je: “Hey, mijn zus ziet het zitten, maar is sterk verzwakt. Zou je tot bij haar kunnen komen? Ik denk best zo snel mogelijk. Het gaat niet goed met haar.” Dat kreeg ik van F., tweelingszus van A. woensdagmiddag 11 maart. Ze had me al proberen te bellen in de voormiddag, maar ik was in gesprek en kon niet opnemen. Achteraf voelde ik me daar wel wat schuldig over. Ik belde F. zo snel als mogelijk op en we spraken af dat ik de dag erop al zou langsgaan bij haar zus, omdat er weinig plaats was in mijn agenda de weken die volgden (al stak het coronavirus daar intussen een stokje voor). Voornaamste reden voor A. om zo’n eindelevensgesprek te doen? Omdat ‘het later voor L. heel waardevol zal zijn’. L. is het zesjarige zoontje van A. Ze is 39 en heeft uitgezaaide borstkanker. A. heeft nog hoop en is positief ingesteld, maar voelt wel haar krachten afnemen.
Ik typ de namen van enkele vriendinnen in op LinkedIn en Facebook. Wat doen ze professioneel? Hebben ze kinderen? Zijn ze getrouwd? Hoe zien ze eruit? Zien ze er gelukkig uit? Het zijn vriendinnen van vroeger. Van toen ik aan de universiteit studeerde. Vriendinnen waarvan ik toen dacht dat ze best friends forever waren. Niet dus. Op twee na dan. Die toch friends zijn gebleven. Met hen spreek ik soms nog af. Door over hen te schrijven, besefte ik dat het lang geleden was dat ik één van hen heb gezien en stuurde ik een sms’je om te horen hoe het gaat en hopelijk binnenkort weer eens af te spreken. Terug naar vroeger. Er waren er al voortekenen in de licentiaatsjaren dat de forever in best friends forever wel wat overdreven zou zijn. Onze interesses begonnen steeds verder uit mekaar te liggen en we zagen elkaar steeds minder. Ik sloot beter aan bij de mensen van mijn kot. Zij … nou ja, bij elkaar. Of zo leek het althans toen voor mij. Al weet ik nu wel beter. Heel af en toe denk ik wel nog eens aan hen. Als ik iemand ontmoet die dezelfde voornaam draagt, bijvoorbeeld.
Dat ik nu effectief opsnor wat hun professionele en andere bezigheden zijn, heeft te maken met de verhalen die ik aan het schrijven ben voor de masterclass ‘autobiografisch schrijven”. Het zijn verhalen die samen mijn levensverhaal vormen. Of een levensverhaal. Want er zijn veel ‘levensverhalen’ te schrijven. Om focus te houden, vertrok ik van een “premisse”. Dat is een rode draad waar je je verhalen aan ophangt. Alsof je verschillende kledingstukken met wasknijpers aan een wasdraad ophangt. Ze ‘hangen’ elk op zich, maar toch zijn ze met elkaar verweven. Het is een heel werk. Die verhalen laten opborrelen. En schrijven. Want hoe zou die persoon dat twintig jaar geleden hebben gezegd? Dat weet je niet meer letterlijk uit het hoofd. Maar de “tone of voice” wel nog ergens. Welk taalgebruik hanteerde die: veel of weinig dialect, plechtig of eerder informeel, veel ‘moeilijke’ woorden of niet, weinig of veel anderstalige woorden, weinig of veel woorden nodig om iets te zeggen. Welke impact die woorden op jou hadden, kun je vaak wel achterhalen. En ook hoe die persoon zich gedroeg (keek, bewoog, …) toen die iets zei, haal je je nog wel voor de geest. Of ongeveer. Net als zijn manier van zijn. Eerder zenuwachtig of rustig? Introvert of extravert? Direct of indirect? Het is niet alleen een werk dat tijd vraagt. Het is ook emotioneel werk. Want om het verhaal te kunnen schrijven, moet je je zo goed mogelijk in dat moment proberen in te leven. En daar horen ook de emoties bij van toen. Van afwijzing en verdriet over ontgoocheling en frustratie tot intense blijdschap. Ik sta ook versteld van de verbanden die ik vroeger nooit had gezien. Bijvoorbeeld dat mijn angst om ontslaan te worden bij een organisatie gelinkt was aan een onvoorzien ontslag bij het bedrijf ervoor. Lijkt superlogisch, maar ik had dat verband nog niet zo duidelijk gezien. Of dat mijn ‘oranje’ treinwagon (groen was ‘heel goed’) in het eerste leerjaar misschien wel onbewust de motor is geweest om heel goed mijn best te doen in al de ‘studie’-jaren nadien. Ik zie ook in dat een bepaald ‘verlies’ wel een ‘win’ ergens anders meebrengt. Stoppen met de chiro betekende tijd om me te engageren als animator voor taalkampen. Minder tijd doorbrengen met het vriendinnengroepje van de unief betekende meer tijd met mijn kotgenoten. Je levensverhaal schrijven is dus een emotioneel werk waar tijd inkruipt. Eenmaal ik aan het schrijven was, vloog de tijd vooruit. Ik kreeg ingevingen hoe ik de spanningsboog in mijn verhaal nog beter kon maken. Er kwamen herinneringen naar boven die ik al lang vergeten was, maar die perfect in mijn verhaal pasten. Er kwam spontaan een gedichtje opborrelen. Terwijl ik een stukje aan het herlezen was, dacht ik aan een detail dat een ander verhaal nog sterker kon maken. Of ik zag een link tussen twee verhalen en liet een element terugkomen. Het is zo’n heerlijk creatief proces. Spannend. En verrassend. Je moet het doen om het te kunnen ervaren. Morgen lever ik het verhaal in. Twee verhalen van andere deelnemers van de masterclass liggen al op mij te wachten om gelezen en gefeedbackt te worden. Ik kan bijna niet wachten. Maar nu nog even focussen op dat van mij. Mijn levensverhaal schrijven voelt écht aan als een voorrecht. Iets dat ik mag doen. Waar ik niet alleen mezelf, maar later ook mijn kinderen en hopelijk later kleinkinderen en hun kinderen blij mee kan maken. Want er staat onder meer in hoe ik hun papa ontmoette, hoe het was om te bevallen van mijn eerste dochter, hoe ik met mijn ouders in gesprek ging over hun groeifeest. En nee, mijn levensverhaal zal niet meteen van de persen rollen. Is het niet interessant genoeg? Tuurlijk wel! Ook al maakte ik – gelukkig – geen grote trauma’s mee. Kunnen anderen er iets uit leren? Uiteraard. Maar toch hou ik deze verhalen nog veilig bij mij. Het is te vroeg om ze met de wereld te delen. Maar wie weet, ooit, op een dag, voel ik dat het moment daar is om dat wel te doen en dan zal ik niet twijfelen. To be continued dus … of niet. 😊
![]() De koffie staat te pruttelen, de koffiekoppen én ondertassen (als we iets doen, doen we het goed 😊) staan op de livingtafel en het porseleinen koetje is gevuld met melk. Ik ben klaar om mijn drie medecursisten en twee lesgevers te ontvangen voor het coachingstraject ‘Autobiografisch schrijven’. In plaats van het Roze Huis in Antwerpen is mijn living nu de plaats van afspraak. Ik ben blij hen terug te zien. Gek, eigenlijk, want ik zag hen nog maar drie halve dagen. Door hun schrijfsels te lezen en te feedbacken heb ik echter het gevoel hen al veel langer te kennen. Ook met de begeleiders is het een warm weerzien. Iedereen installeert zich aan mijn livingtafel. Het is krap, maar op een gezellige manier. Knus omschrijft het beter. Ik zet nog snel de pralines op tafel die ik van één van hen kreeg. Met die zoetigheid is het plaatje compleet en kunnen we starten. Eerst ‘spelen’ we de kale dialoog van een gesprek aan tafel toen we puber waren. Bij momenten hilarisch. En toch ongelofelijk hoe je zonder 'regieaanwijzingen' als (brult ze, krabt aan haar kin, sluit haar ogen) zó veel kunt zeggen. Dan is het tijd om onze ‘alter ego’-teksten te bespreken. Eerst is Renee aan de beurt. Dan Marijke. En dan is het aan mij. Ik ben benieuwd. Mijn inschatting is dat ze het bevallingsverhaal zeer goed zullen vinden, een andere tekst goed tot zeer goed en een derde matig. Hun feedback gaat helemaal in die richting. Ik sta versteld van wat ze in de subtekst lezen. Tussen de regels als het ware. In wat ik niet zeg en er ook niet bedoeld heb ingezet. Ik voel de tranen opwellen en kan ze niet tegenhouden. “Wil je er over praten, Eveline?”, vraagt Mieke, psychologe en één van de begeleiders. Ik schud van nee. Mijn keel zit dicht. “Wat raakt je?”, probeert ze nog eens opnieuw. Ik probeer mijn gedachten te ordenen. Wat maakt me toch zo emotioneel? Ja, de drie extra onderbroken nachten door een zieke Nelson zitten daar zeker voor iets tussen. En ook wel stress omdat de deadline voor het manuscript nadert. Maar daar gaan die teksten niet over. Die gaan over (graag) zien en (graag) gezien worden, jezelf zoeken en vinden, oordelen en beoordeeld worden, onzekerheid en zekerheid, verbondenheid en loskomen. Thema’s die een gevoelige snaar raken. Vroeger. En nog altijd. “Autobiografisch schrijven is én tof omwille van het creatieve proces en omwille van de kracht die je ontdekt in jezelf”, reageert de begeleidster. “Door aan je levensverhaal te schrijven kom je in woelige emotionele wateren terecht. Herinneringen kan je maar gedeeltelijk sturen. Ze komen en gaan, bezorgen verdriet en vreugde. Door het schrijven giet je je herinneringen en emoties in een vorm en kan je je er beter toe verhouden. Jij bent de held die hier mee omgaat, obstakels overwint, besluiten neemt, de kracht in jezelf ontdekt en daardoor meer zelfvertrouwen ontwikkelt. Als liefdevolle anderen het lezen krijg je de juiste feedback en kan je groeien”, geeft ze mee. Ik knik en schenk haar een glimlach. Ik zucht. Niet niks, je levensverhaal opschrijven. En dan mag ik me gelukkig prijzen dat ik geen grote trauma’s te verwerken heb. Als al mijn teksten besproken zijn, is het tijd om een hapje te eten. Nadien feedbacken we nog Vera’s teksten. Die avond krijg ik nog een e-mail van één van de cursisten: “Ik vind het straf wat jij op jouw leeftijd doet. Ik had het zelf niet gedaan, gedurfd, gekund. Het is straf en leerzaam. Je tranen waren echt niet storend, maar goed dat je er woorden bij gegeven hebt en niet hebt gezwegen. Ook sterk!” Opnieuw moet ik mijn tranen doorslikken … Ik ben inderdaad de jongste van de groep. De rest is minstens twintig jaar ouder tot zelfs bijna dubbel zo oud. En toch voel ik me thuis bij deze mensen. Toch zit ik hier op mijn plaats. Toch voel ik me heel sterk geroepen om ook anderen hierin te begeleiden. Maar niet zonder eerst zelf mijn weg hierin te gaan. Eerst zelf te voelen wat het schrijven van mijn verhaal met me doet. Alleen zo kan ik geloofwaardig anderen begeleiden. Deadlines en ik. We hebben een haat-liefdeverhouding. Ik heb ze nodig om in gang te schieten, maar vervloek ze ook, omdat ik vaak te laat actie onderneem en de ‘dode lijn’ me daardoor stress bezorgt. Terwijl het eigenlijk een feestlijn zou moeten zijn, omdat je dan werkelijk iets 'afwerkt'. Vijftien september was de deadline voor onze opdracht voor de masterclass ‘autobiografisch schrijven’. Dat wisten we al vanaf half mei. Akkoord, ik moest wachten tot een gesprek met de twee lesgevers half juli voor ik mijn pen in de inkt kon dopen. Maar pas in augustus maakte ik twee avonden vrij: een om mijn levenslijn te tekenen en een andere om een sleutelscene te schrijven.
Eenmaal aan het voorbereiden en schrijven vind ik het fijn. Het is zoals bij sporten: de grootste drempel is die van de voordeur. Al hoef je zelfs de deur niet uit om te schrijven. Maar je wel uit je luie zetel sleuren en je voor de pc zetten. Na een dagje computerwerk is dat evenwel niet mijn favoriete bezigheid. En akkoord, je kan ook met de hand schrijven. Maar dat neemt veel tijd. Enkel de voorbereidende associatie-oefeningen maakte ik op papier. En oh ja, andere excuses genoeg: te moe, groot feest voor dochter organiseren, gaan zumba’en (een gezonde geest in een gezond lichaam, ook belangrijk toch?), op reis, te warm, te veel praktische shizzle te doen. Maar misschien vermeed ik het onbewust ook wel, omdat ik niet zo veel zin had om pijnlijkere herinneringen op te halen. Die keer op kamp, bijvoorbeeld, waarin iemand van de groep waartegen ik een paar dagen daarvoor in opstand was gekomen, omdat ze geen poot uitstak – wraak neemt. Ik ben de Chinese vrijwilliger die moet meedoen in haar sketch tijdens het kampvuur. Het eindigt met een halfvolle emmer water die ik over me heen krijg gegooid. Ik weet bij God niet meer of er me toen iemand troostte. Of ik andere kleren ben gaan aandoen. Ik was toen dertien. Maar in mijn verhaal laat ik de leidster die het al eerder voor me opnam wel een troostende arm rond mijn schouder leggen. Ik zie ook in hoe moedig het was het voor mezelf én de anderen op te nemen. Tegen de miss popular van de groep en plus! Hoe ik – nog altijd – niet tegen onrechtvaardigheid kan. En dat ik toen aan den lijve ervoer hoe belangrijk het is dat iemand je een stem geeft. Als leidster en animator later heb ik het altijd voor de minder mondige, meer introverte kinderen opgenomen. Altijd. Ja, het doet pijn om over dat voorval te schrijven. Want als je het goed wil beschrijven, moet je er helemaal induiken. Dat wil zeggen: de kwaadheid en het verdriet voelen. Maar tegelijkertijd is het ook helend en helpt het om het te relativeren. Maar er komen niet alleen pijnlijke scènes aan bod. Ook plezante scènes, bijvoorbeeld hoe ik Philippe leerde kennen en uit mijn studententijd in Leuven. Ongelofelijk hoeveel je vergeet. En dat na amper vijftien jaar: namen van fuifzalen, straten, vrienden met wie je naar een bepaalde fuif ging en welke muziek er klonk, wat je het liefste dronk, wanneer en hoelang je samen was met je toenmalig lief, welke vakken je had en wie die gaf. Hoe meer ik schreef, hoe vlotter het ging. De juiste emotie vinden en zoeken hoe dat uiterlijk zichtbaar zou geweest zijn. Ik begin in te zien dat een literair boek schrijven écht geen makkie is. Dat het moeilijk is om je lezers te laten voelen wat jij wilt dat ze voelen en om alles zo te schrijven dat ze alles voor zich kunnen zien. Om niet te veel, maar ook niet te weinig te schrijven. Om interessante details erin te plaatsen en andere te schrappen. Schrijven. Het is een kunst. Een vak apart. Daarom. Hoed af voor alle literaire schrijvers! ps voor de nieuwsgierigen: uiteindelijk kwam alles (bijna) op tijd goed. Vier daagjes na de deadline, maar nog ruim op tijd voor de lesgevers én medecursisten om mijn avonturen te lezen. Tussen de anonieme alcoholisten “de drankzuchtig is een zieke die kan geholpen worden” en de stad Bilzen met bloesemtochten die je onder meer met een golfwagentje kunt afleggen. Dat waren mijn buren in de Limburghal van vrijdag 22 tot en met zondag 24 maart. En niet te vergeten: de sympathieke vertegenwoordigsters van The Aloë Vera Company.
![]() “Ge zijt goe bezig”, zegt Sylvie als we terug op de Korenmarkt staan na een toffe babbel bij een kom soep en slaatje. Ik vertelde haar over de flow waarin ik zit, de mogelijke klanten, mijn aanvraag voor een starterscontract bij de Stad Gent, de contacten die ik aan het leggen ben met organisaties en bedrijven, mijn fantastische co-workingplek Blinkout en de twee beurzen waar ik met Boek van mijn Leven een stand zal bemannen. “Al heb ik het gevoel dat ik vooral geluisterd heb en niet veel raad heb kunnen geven”, voegt ze er twijfelend aan toe. Ik antwoord dat het als startende ondernemer al veel waard is je hart te kunnen luchten en dat ik het geluk heb dat mijn echtgenoot en collega’s op de co-working ook altijd voor me klaarstaan. En ondanks haar eigen aanvoelen gaf Sylvie wel degelijk waardevol advies. Ze vond dat ik meer geduld aan de dag moest leggen op financieel vlak en spoorde me aan de komende maanden niet te veel met de cijfers bezig te zijn. Ik uitte namelijk mijn frustratie over de kwaliteiten die je als ondernemer moet hebben en het superkarige loon dat daar (zeker als starter) tegenover staat. Weinig loon naar veel werken. En dat ik daar kregelig van werd. Ook van het ‘foute’ idee dat veel mensen hebben dat ondernemers geldwolven zijn en veel geld verdienen. Sylvie begreep mijn frustratie en zou zelf ook graag meer over houden op het einde van de maand, maar vertelde dat het voor haar niet zo’n pijnpunt is. Ze legde zich neer bij het feit dat ze niet rijk wordt van haar onderneming, maar dat ze wel iets dat wat ze erg graag doet. “Voor jezelf werken is toch een ander gevoel”, geeft ze aan, terwijl we staan aan te schuiven aan de kassa om te betalen. “Ik lees soms ’s avonds nog mijn mails en ontvang klanten in het weekend als blijkt dat het in de week niet voor hen lukt. Maar niemand legt me dat op. Dát is het verschil. Als ik het zou moeten doen, zou ik het niet willen doen. Maar nu kies ik er zelf voor.” En ze vervolgt: “Naast centen moet je werk je ook een goed gevoel bezorgen.” Daar kan ik haar helemaal volgen, maar het zou toch ook fijn zijn als daar een oké loon tegenover staat? Ik heb écht het gevoel dat Boek van mijn Leven me laat groeien op persoonlijk én professioneel gebied. Ik doe zaken die ik vroeger niet voor mogelijk zou geacht hebben en haal er veel voldoening uit. En het werk zelf – mensen hun verhaal mogen aanhoren en opschrijven – is zó ontzettend waardevol. Niet alleen voor mij, maar ook en vooral voor diegene die mag vertellen én voor wiens ogen dat verhaal is bedoeld. Mensen zo’n schoon cadeau kunnen geven, is nog altijd mijn grootste bron van motivatie. |
eveliNe coppin
Geïnteresseerd in mensen. Nieuwsgierig. Enthousiast. Kritisch. Empathisch. Zin voor initiatief. Kwaliteitsvol. Journalist. Levens-verhalenschrijver. Mama. Archieven
Maart 2022
Categorieën
Alles
|