Na afloop van een workshop ‘op verhaal komen: je autobiografie als bron van wijsheid’ in de zomer van 2019 kwam ze bij mij. Tengere gestalte. Krachtige uitstraling. Felblauwe ogen. Grijze haren. Indringende blik. Dat ze een boek aan het schrijven was, vertelde ze. En of ik haar daarbij niet wou helpen? Ik had dat nog nooit gedaan. Maar, hé, je kent vast de spreuk van Pippi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, maar ik denk dat ik het wel kan.’ Ik antwoordde dat ik haar heel graag wilde helpen en al verscheidene cursussen had gevolgd, waaronder een masterclass autobiografisch schrijven, maar dat ik nog nooit iemands manuscript had gefeedbackt! Dat speelde geen rol voor haar. Ze had het gevoel dat er een klik was en dat ik wist waarover ik sprak. Fast forward naar maart 2020. De eerste twintig pagina’s van haar manuscript zitten in mijn mailbox. ‘Of ik die kon feedbacken?’ Ik nam de opdracht aan. Benieuwd naar wat ze te vertellen had. Benieuwd ook naar hoe het zou voelen om iemands manuscript te verbeteren. En weet je wat? Het voelde goed. Bijzonder goed. Ik had het gevoel echt iets te kunnen bijdragen en haar teksten naar een hoger niveau te tillen. Gegronde feedback te geven die vertrok vanuit de tekst zelf. En ook mijn ervaringen bij het lezen. Tegelijkertijd sneden haar teksten soms als messen in mijn ziel. Ze waren op sommige punten pijnlijk herkenbaar. Alsof ik via Brigitte een paar stevige wake up-calls kreeg. Ongelofelijk hoe sterk we op elkaar lijken. En ook soms helemaal niet! In de zomer volgde een tweede deel van het manuscript en een vervolg daarop in het najaar. Op 31 december 2020 kreeg ik het volledige manuscript in mijn mailbox. Ze wou graag haar deadline van ‘eind 2020’ halen. Tweehonderd pagina’s telde het. Of ik kon feedback geven? En of ik ook geen tekstje voor de achterflap kon schrijven? Zo gezegd, zo gedaan! Wat een weg had ze afgelegd! Wat een marathon gelopen. Een boek schrijven. Het is werkelijk niet niks! Ik vroeg haar of ze op papier kon zetten wat de schrijfcoaching voor haar had betekend. Een paar dagen later zat deze e-mail in mijn inbox. “Eveline was voor mij de ideale coach bij het schrijven van mijn boek. Ze doet haar werk super, super grondig! Je krijgt feedback in het algemeen en per hoofdstuk. Dit krijg je allemaal op overzichtelijke Word-documenten. Ja, ik schrijf: documenten, want ze schrijft er wel tien! Voor mij is het een luxe dat ze zelf voorstellen doet over hoe de tekst beter kan, met meer samenhang of gebalder. Ze gaf me bijvoorbeeld verschillende opties om een hoofdstuk van plaats te veranderen. Mijn tekst was te lang, dat wist ik, maar ik kon zelf moeilijk knopen doorhakken: wat kon ik weglaten, wat niet? Maar zij deed dat voor mij door opmerkingen als: dit zou ik zeker behouden. Of: dit zou ik weglaten. Daardoor nam ze mijn eigen worstelingen weg! Ze verbetert zelf spellingsfouten en schrijft waar ze kan vlottere zinnen. Ik leerde daardoor veel over mijn eigen schrijfstijl en hoe dit nog leesbaarder kan. Ze gaf me ook nog eens algemene spellingsregels mee waar ik hardnekkig tegen zondigde en verwees me naar bruikbare sites. Eveline stuurt bij vanuit haar deskundigheid (je merkt echt haar ervaring aan de talloze zinvolle bijsturingen), maar ook vanuit haar eigen intuïtie en geraakt zijn. Dat blijkt heel duidelijk uit haar opmerkingen: ‘als lezer ben ik benieuwd naar...’ of.. ‘dat vind ik wat vreemd...’ of... ‘dit vind ik een heel mooi stuk...’ of... 'Magnifiek...’ Eveline breekt nergens af, maar geeft suggesties. Haar opmerkingen of bedenkingen zijn vaak in vraagvorm gesteld. Ze klinken nooit absoluut. Ik voelde me uiteindelijk vrij of ik al dan niet op haar suggesties kon ingaan. Eveline nam ook persoonlijk contact op met mij om mijn tekst te bespreken of een uitstel van overleg te bespreken. Aarzel niet om haar diensten te vragen, ze begeleidt je liefdevol een constructief, vanuit een geloof in wat je kan.” Het spreekt voor zich dat ik ongelofelijk dankbaar ben voor deze lofrede. Het geeft me een warm gevoel als mensen iets hebben aan het werk dat ik verricht. Maar waarover dat boek dan gaat, hoor ik u denken? Wel, ik laat graag een van de resem achterflaptekstjes spreken die ik schreef. “Zoals een kanariepietje in de mijn aanvoelt dat er gevaar dreigt, zo voelt de hoogsensitieve Brigitte haarscherp aan wat er fout loopt in deze maatschappij. Ze is het slachtoffer van het te veel: te veel druk, te veel stress, te veel hollen. Een teveel dat ze in de eerste plaats zichzelf oplegde. Omdat ze zich zo graag wou conformeren aan wat ‘normaal’ is. Door een burn-out, depressie en verplichte pensionering wordt ze gedwongen om het rustiger aan te doen. Om zelfs stil te vallen. Helemaal! En dat is bijzonder moeilijk voor een gedreven en enthousiaste persoonlijkheid als Brigitte. Steeds meer ervaart ze echter dat die rust levensnoodzakelijk is. Want als ze los over haar grenzen gaat, steekt de pijn onmiddellijk weer de kop op. Haar lichaam is genadeloos. Maar wel eerlijk.” Interesse om het ook te lezen? Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het Brigitte lukt om een uitgever voor haar boek te vinden. Met wat geluk ligt het dan in het najaar in de rekken en staan ze op de Boekenbeurs aan te schuiven zoals ze voor Jeroen Meus en Pascale Naessens in de rij staan. Dromen mag toch, hé? 😊
0 Opmerkingen
Het is al herfst, maar ik neem jullie graag nog even mee naar deze zomer. Eind juli volgde ik namelijk een zesdaagse schrijf- en stilteretraite in de kasteelhoeve van Wange.
Na afloop vroeg iemand: ‘Was jouw stilte- en schrijfretraite leuk?' ‘Hmmm’, reageerde ik terwijl mijn gedachten aan honderd kilometer per uur raasden over de voorbije zes dagen. ‘Hmmm’, herhaalde ik om tijd te winnen. ‘Leuk, vroeg je?’ ‘Leuk is … euhm … niet echt een goede beschrijving’, gaf ik na even nadenken terug. Was het dan niet leuk? Tuurlijk wel! In die zin dat het niet angstaanjagend was. Of onaangenaam. Of vreselijk. Maar leuk ‘covert’ die zesdaagse niet echt. Maar welke woorden dan wel? Hoe leg je uit wat je in zo’n intense week meemaakte? Wat het zeker is: helend en vol inzichten over jezelf, het leven, ontwikkeling, bewustzijn, energie, spiritualiteit. Het is ‘wakker worden in je eigen verhaal’, ‘helderder kijken’, 'jezelf ont-wikkelen': je figuurlijk ontdoen van laagjes om tot jouw kern te komen. Dat gebeurt door schrijfopdrachten (specifiek: de punt-lijnmeditatie), meditatie, opstellingen en gerichte vragen van begeleidster Joey Brown. Maar ook door verhalen die mensen delen. En door zogezegde ‘negatieve’ gevoelens toe te laten, zoals kwaadheid, verdriet, frustratie en ontgoocheling. Het is dichter bij jezelf komen. Die ‘jezelf’ is wel essentieel. Maar altijd in verbinding met de anderen, het ‘Hogere’. En dat mag je zelf invullen: God, het goddelijke, het bovenmenselijke, een hogere kracht, het Universum, het toeval, ... Naast de 3 uur ‘schrijfopdrachten’ en ‘andere’ opdrachten, was er ook de mogelijkheid om een uur yoga te volgen (van 8 tot 9 uur – voor het ontbijt) en tai chi in de vooravond. In de namiddag waren we vrij: lezen, wandelen, slapen, zwemmen, op het gras liggen. ’s Avonds was er eens een klankschalenconcert, zongen we mantra’s of gingen we opnieuw aan het schrijven. Nee, praten was er niet bij. Of toch niet de eerste drie dagen. Dan werd de stilte bewaard. Altijd, behalve tijdens de schrijfmomenten. Dan kon je – als je wou – iets delen. Die stilte voelde niet meer zo ‘vol’ en ‘drukkend’ aan als de stilte- en schrijfretraite acht maanden eerder. Dan schreef ik soms in mijn vrije tijd, omdat het zo vol was in mijn hoofd. Ja, ik heb nogal een ‘actief’ hoofd. 😊 Nu viel die stilte me minder zwaar. Ik zou zelfs durven te stellen dat ik ervan genoot. Het maakte niet uit naast wie je aan tafel zat, want je kon toch niet praten. Je hoefde geen gesprekken op gang te trekken of houden. Heer-lijk! Nooit gedacht dat ik dat als fervent babbelaar zou denken. Als de stilte na drie dagen minder ‘strikt’ was, was het niet altijd meer ‘smalltalk’ aan tafel, omdat je elkaar al op een dieper niveau kende. De gesprekken waren er (meestal) geen over koetjes en kalfjes. En daar hou ik wel van. Maar heel deze uitleg is wat lang om te geven als ik de vraag krijg ‘Hoe was het op schrijfretraite?’ Al heb ik mijn antwoord nu al klaar en dat zal zijn: ‘Ik schreef er een blogje over. Dat moet je zeker eens lezen.' Al vat - nu ik er zo over nadenk - ‘krachtig’ de zesdaagse wel goed samen. 😉 Belofte maakt schuld ... In het vorige blogje beloofde ik een stukje uit Annabels verhaal. Ik lees jullie daarom graag een stukje voor uit Liefde overstijgt alles, het boek dat ik voor Annabel schreef. Wil je graag meer lezen? Annabel gaf haar toestemming om enkele fragmenten uit haar boek te publiceren. Die kun je lezen op https://www.watiknogzeggenwou.be/werkwijze.html. Veel luister- en leesplezier, Eveline Ik kijk vanuit de living – waar ik werk – naar buiten. De zon schijnt. Het is een mooie, maar koude dag. Het gras in onze tuin begint weer te groeien. Het is zowaar tijd om het af te rijden. Zo lang staat het. Bloemetjes die ik jaren geleden plantte, maar waarvan ik de naam niet meer weet, komen elk jaar piepen. Licht- en donkerroos en paars. Ook paaslelies. Ik zie de botjes aan de bomen en struiken komen. Alleen de middelste van drie bomen in onze tuin heeft het wat moeilijk om in gang te komen. Ik voel een grote dankbaarheid voor al wat groeit en bloeit.
Ik voel het kriebelen in mijn maag terwijl ik het gesprek aan het voorbereiden ben, maar voel tegelijkertijd ook een heel grote rust. Ik deed dit soort gesprekken al eerder bij Kerk & Leven, waar ik een palliatieve vrouw interviewde over haar nakende afscheid en een man met pancreaskanker die enkele maanden later overleed. Ook in de vijf levensverhalen die ik schreef, kwamen vragen over afscheid nemen, de dood en betekenis van het leven al aan bod. Nieuw is het dus niet. Het voelt echt vertrouwd. Een beetje als thuiskomen zelfs. Hoe ‘vreemd’ de dood ergens ook wel voor me is, want ik kwam er nog niet van heel nabij mee in aanraking. Drie van mijn vier grootouders zijn overleden, maar daar houdt het (gelukkig!) op. Ook met kanker heb ik geen ervaring, maar daardoor is mijn blik niet vertroebeld. Anders zou mijn hoofd misschien de hele tijd aanknopingspunten zoeken. “Waarom heeft ze niet dat uitgeprobeerd?” “Kent ze die therapie?” “Heeft ze dat boek gelezen?” Niet dat ons gesprek de hele tijd over de ziekte zal gaan. Allerminst. Het gesprek gaat over het leven. Over A.’s leven. Maar bij het leven, hoort ook de dood. En als je daar dichtbij staat, is het belangrijk om dat onderwerp niet weg te duwen. Het is tijd om te vertrekken. Ik stap in de auto. Op de radio gaat het over christelijke hiphop en de toenemende aandacht voor “wat we niet kunnen zien” in de samenleving. Ik glimlach. Wat een mooie opwarmer voor het gesprek met Annabel straks. Ik bel aan. Haar man doet open. “Annabel was nog wat aan het rusten, maar komt zo naar beneden”, zegt hij. Hij stelt zich voor als J. en laat me binnen in de living. “Dag F.”, zeg ik, wanneer een vrouw de living binnenkomt. “Het is A.”, lacht ze. “Ooh, verdorie. Die fout zal ik waarschijnlijk wel nog meer maken”, zeg ik verontschuldigend. A. en F. zijn tweelingzussen. F. wou er ook graag bijzijn deze namiddag. Ding dong. De bel. Het is F.. “Dag A.”, zeg ik. “Het is F.”, zegt ze lachend. “Oooh. Zeg ik. Miljaar! “Zet je F., we willen graag beginnen”, maant A. haar zus aan. “Zullen we anders eerst dat spuitje zetten?”, stelt F. haar zus voor. “Dan zijn we daar vanaf.” A. stemt toe. Het is een bloedverdunner, omdat ze een longembolie heeft. A. installeert zich in de zetel naast haar en ik aan de andere kant. “Zo, zullen we meteen maar met de deur in huis vallen?” Ze knikt. Ze heeft twee dekentjes over haar heen getrokken. Een kort dekentje met een kap van een dino van haar zoon en een roos met hartjes. “Aan welke herinnering denkt u graag terug?” A. twijfelt niet lang. Ze vertelt over hoe ze haar man ontmoette, nu bijna tien jaar geleden. Ook over het indrukwekkendste dat ze ooit meemaakte, hoeft ze niet lang na te denken. “De geboorte van mijn zoon, L.”, zegt ze. Het gesprek is vertrokken. A. antwoordt vlot. Ze is open, oprecht. Ze huilt niet één keer. Niet dat dat niet mag. He-le-maal niet. Tranen zijn de wasmachine van de ziel. Haar boodschap klinkt enkele keren luid en duidelijk: “Open je hart. Volg je gevoel. Wees positief.” Dat zijn woorden die ze aan haar zoon wil meegeven. Maar ook aan haar man en haar zus en haar ouders en schoonouders. En haar vrienden. En ik? Ik voel me als een vis in het water. Alsof ik zulke gesprekken al honderden keren heb gedaan. Ik geef aan wanneer me iets onduidelijk is, vraag door als ik voel dat het nodig is. Laat stiltes zichzelf zijn. Maak oogcontact. Knik. Hum. Ik ga geen vraag uit de weg. Ook niet de vraag hoe ze hoopt het leven los te laten. Of hoe ze herinnerd wil worden. Ze begint haar antwoord vaak met “Als ik met zekerheid weet dat ik niet meer lang te leven heb …” A. hoopt nog altijd om te genezen. Een nee, dat is niet tegen beter weten in. Ze gelooft en hoopt dat werkelijk. Ze las er een boek over. Over hoe je door positief te denken het tij weer kan keren. Ik hoop het met haar mee. Af en toe glimlacht haar zus naar mij. Ik zie haar een traantje wegvegen. Ik zie dat ze denkt dat het goed is. Dat dit gesprek plaatsvindt. En ik kijk naar haar vriend wanneer A. liefdevol over hem vertelt. Over hoe sterk hun band is geworden sinds ze in mei vorig jaar herviel. We mikten op een uur, maar het werden er bijna twee. Twee uur die zo om waren. Ik had me verwacht aan veel zwaarte, maar we hebben af en toe echt gelachen. Als ze bijvoorbeeld vertelde dat haar zoon kwaad was op haar en dat hij op een blad had geschreven – hij is zes en kan net schrijven – “ik ben boos”. En hoe prachtig A. dat vond, dat hij zijn gevoelens kon uiten. Of over hoe hij vaak hartjes tekent, een teken voor haar dat hij bezig is met zijn gevoel. Of aan haar zei: “Mama, ik kan jouw gedachten lezen. Jij wil genezen.” A. is zo’n wijze vrouw. Als ze geneest, wil ze niet gemakzuchtig zijn, maar met haar zus een bedrijfje oprichten om mensen weer gezond te maken. “En J. zal onze boekhouder zijn.” Gelach. Ik heb geen idee van het beroep van haar vriend, maar een boekhouder zag hij er niet meteen uit. 😊Wanneer ik de deur uitga, zegt haar zus: “Het was een mooi gesprek.” “Ik heb het gevoel dat mijn leven helemaal niet speciaal was”, reageert zus A.. Het wordt fel tegengesproken door haar zus, Jan én mij. Want als ik iets gezien en gehoord heb, dan is het wel dat deze vrouw heel wat transformaties heeft doorgaan. Zeker het laatste jaar. Ze staat sterk in haar schoenen en heeft veel liefde in haar hart. Ik sluit de deur zacht achter me en loop naar mijn auto. De hagelbollen zijn al vloeibaar geworden en de zon komt weer piepen. Zo snel kan het gaan. Ik rij naar huis. Geen inspirerende woorden meer op de radio. Maar des te meer in mijn hoofd. In een volgend blogje krijgt u een stukje van A.'s verhaal te lezen. Een maand geleden plaatste ik op een oproepje op Facebook en in mijn nieuwsbrief. Ik vertelde al dat het al lang aan mij trok om eindelevensgesprekken op te tekenen. Of levenseindegesprekken. Of hoe je het ook noemen wil. Het is een geestelijk testament van mensen die weten dat ze niet meer lang te leven hebben, ofwel omwille van hoge ouderdom ofwel door ziekte. Ik zocht drie mensen die aan dat profiel voldeden en een gratis gesprek wilden. A. was één van hen. Een jaar geleden had haar zus F. contact met me opgenomen. Of ik niet wou helpen om een tekst te schrijven over haar zus? Er was bij haar zus opnieuw kanker ontdekt en de prognoses waren niet bijster goed. F. wou die tekst echter niet tussen de soep en de patatten schrijven. Lees: tussen haar overlijden en haar begrafenis.Ik voelde meteen dat ik dat haar graag wou helpen, ook al week haar vraag af van de biografieën die ik toen schreef (en nog schrijf). F. ging me laten weten wanneer de gezondheid van haar zus zou verslechteren. Ik belde haar nog eens op en kreeg toen hoopgevende berichten over de toestand van haar zus. We besloten toch al eens af te spreken, maar door onze drukke agenda’s viel die afspraak in het water. Toen ik dan begin maart besliste om die eindelevensgesprekken een kans te geven, schoot F. plots in mijn gedachten. Al twee mensen hadden toegezegd voor een gratis eindelevensgesprek. Misschien wou haar zus die kans wel grijpen. Ik belde F. op, maar kreeg geen gehoor. Een dag later kreeg ik een sms’je. “Ik had vorige week al gedacht om jou te bellen.” Aha! Toen we elkaar hoorden, vertelde ik over de oproep die ik had gelanceerd. Ze ging het aan haar zus voorleggen. En toen kreeg ik een onrustwekkende sms’je: “Hey, mijn zus ziet het zitten, maar is sterk verzwakt. Zou je tot bij haar kunnen komen? Ik denk best zo snel mogelijk. Het gaat niet goed met haar.” Dat kreeg ik van F., tweelingszus van A. woensdagmiddag 11 maart. Ze had me al proberen te bellen in de voormiddag, maar ik was in gesprek en kon niet opnemen. Achteraf voelde ik me daar wel wat schuldig over. Ik belde F. zo snel als mogelijk op en we spraken af dat ik de dag erop al zou langsgaan bij haar zus, omdat er weinig plaats was in mijn agenda de weken die volgden (al stak het coronavirus daar intussen een stokje voor). Voornaamste reden voor A. om zo’n eindelevensgesprek te doen? Omdat ‘het later voor L. heel waardevol zal zijn’. L. is het zesjarige zoontje van A. Ze is 39 en heeft uitgezaaide borstkanker. A. heeft nog hoop en is positief ingesteld, maar voelt wel haar krachten afnemen.
Ik typ de namen van enkele vriendinnen in op LinkedIn en Facebook. Wat doen ze professioneel? Hebben ze kinderen? Zijn ze getrouwd? Hoe zien ze eruit? Zien ze er gelukkig uit? Het zijn vriendinnen van vroeger. Van toen ik aan de universiteit studeerde. Vriendinnen waarvan ik toen dacht dat ze best friends forever waren. Niet dus. Op twee na dan. Die toch friends zijn gebleven. Met hen spreek ik soms nog af. Door over hen te schrijven, besefte ik dat het lang geleden was dat ik één van hen heb gezien en stuurde ik een sms’je om te horen hoe het gaat en hopelijk binnenkort weer eens af te spreken. Terug naar vroeger. Er waren er al voortekenen in de licentiaatsjaren dat de forever in best friends forever wel wat overdreven zou zijn. Onze interesses begonnen steeds verder uit mekaar te liggen en we zagen elkaar steeds minder. Ik sloot beter aan bij de mensen van mijn kot. Zij … nou ja, bij elkaar. Of zo leek het althans toen voor mij. Al weet ik nu wel beter. Heel af en toe denk ik wel nog eens aan hen. Als ik iemand ontmoet die dezelfde voornaam draagt, bijvoorbeeld.
Dat ik nu effectief opsnor wat hun professionele en andere bezigheden zijn, heeft te maken met de verhalen die ik aan het schrijven ben voor de masterclass ‘autobiografisch schrijven”. Het zijn verhalen die samen mijn levensverhaal vormen. Of een levensverhaal. Want er zijn veel ‘levensverhalen’ te schrijven. Om focus te houden, vertrok ik van een “premisse”. Dat is een rode draad waar je je verhalen aan ophangt. Alsof je verschillende kledingstukken met wasknijpers aan een wasdraad ophangt. Ze ‘hangen’ elk op zich, maar toch zijn ze met elkaar verweven. Het is een heel werk. Die verhalen laten opborrelen. En schrijven. Want hoe zou die persoon dat twintig jaar geleden hebben gezegd? Dat weet je niet meer letterlijk uit het hoofd. Maar de “tone of voice” wel nog ergens. Welk taalgebruik hanteerde die: veel of weinig dialect, plechtig of eerder informeel, veel ‘moeilijke’ woorden of niet, weinig of veel anderstalige woorden, weinig of veel woorden nodig om iets te zeggen. Welke impact die woorden op jou hadden, kun je vaak wel achterhalen. En ook hoe die persoon zich gedroeg (keek, bewoog, …) toen die iets zei, haal je je nog wel voor de geest. Of ongeveer. Net als zijn manier van zijn. Eerder zenuwachtig of rustig? Introvert of extravert? Direct of indirect? Het is niet alleen een werk dat tijd vraagt. Het is ook emotioneel werk. Want om het verhaal te kunnen schrijven, moet je je zo goed mogelijk in dat moment proberen in te leven. En daar horen ook de emoties bij van toen. Van afwijzing en verdriet over ontgoocheling en frustratie tot intense blijdschap. Ik sta ook versteld van de verbanden die ik vroeger nooit had gezien. Bijvoorbeeld dat mijn angst om ontslaan te worden bij een organisatie gelinkt was aan een onvoorzien ontslag bij het bedrijf ervoor. Lijkt superlogisch, maar ik had dat verband nog niet zo duidelijk gezien. Of dat mijn ‘oranje’ treinwagon (groen was ‘heel goed’) in het eerste leerjaar misschien wel onbewust de motor is geweest om heel goed mijn best te doen in al de ‘studie’-jaren nadien. Ik zie ook in dat een bepaald ‘verlies’ wel een ‘win’ ergens anders meebrengt. Stoppen met de chiro betekende tijd om me te engageren als animator voor taalkampen. Minder tijd doorbrengen met het vriendinnengroepje van de unief betekende meer tijd met mijn kotgenoten. Je levensverhaal schrijven is dus een emotioneel werk waar tijd inkruipt. Eenmaal ik aan het schrijven was, vloog de tijd vooruit. Ik kreeg ingevingen hoe ik de spanningsboog in mijn verhaal nog beter kon maken. Er kwamen herinneringen naar boven die ik al lang vergeten was, maar die perfect in mijn verhaal pasten. Er kwam spontaan een gedichtje opborrelen. Terwijl ik een stukje aan het herlezen was, dacht ik aan een detail dat een ander verhaal nog sterker kon maken. Of ik zag een link tussen twee verhalen en liet een element terugkomen. Het is zo’n heerlijk creatief proces. Spannend. En verrassend. Je moet het doen om het te kunnen ervaren. Morgen lever ik het verhaal in. Twee verhalen van andere deelnemers van de masterclass liggen al op mij te wachten om gelezen en gefeedbackt te worden. Ik kan bijna niet wachten. Maar nu nog even focussen op dat van mij. Mijn levensverhaal schrijven voelt écht aan als een voorrecht. Iets dat ik mag doen. Waar ik niet alleen mezelf, maar later ook mijn kinderen en hopelijk later kleinkinderen en hun kinderen blij mee kan maken. Want er staat onder meer in hoe ik hun papa ontmoette, hoe het was om te bevallen van mijn eerste dochter, hoe ik met mijn ouders in gesprek ging over hun groeifeest. En nee, mijn levensverhaal zal niet meteen van de persen rollen. Is het niet interessant genoeg? Tuurlijk wel! Ook al maakte ik – gelukkig – geen grote trauma’s mee. Kunnen anderen er iets uit leren? Uiteraard. Maar toch hou ik deze verhalen nog veilig bij mij. Het is te vroeg om ze met de wereld te delen. Maar wie weet, ooit, op een dag, voel ik dat het moment daar is om dat wel te doen en dan zal ik niet twijfelen. To be continued dus … of niet. 😊
De koffie staat te pruttelen, de koffiekoppen én ondertassen (als we iets doen, doen we het goed 😊) staan op de livingtafel en het porseleinen koetje is gevuld met melk. Ik ben klaar om mijn drie medecursisten en twee lesgevers te ontvangen voor het coachingstraject ‘Autobiografisch schrijven’. In plaats van het Roze Huis in Antwerpen is mijn living nu de plaats van afspraak. Ik ben blij hen terug te zien. Gek, eigenlijk, want ik zag hen nog maar drie halve dagen. Door hun schrijfsels te lezen en te feedbacken heb ik echter het gevoel hen al veel langer te kennen. Ook met de begeleiders is het een warm weerzien. Iedereen installeert zich aan mijn livingtafel. Het is krap, maar op een gezellige manier. Knus omschrijft het beter. Ik zet nog snel de pralines op tafel die ik van één van hen kreeg. Met die zoetigheid is het plaatje compleet en kunnen we starten. Eerst ‘spelen’ we de kale dialoog van een gesprek aan tafel toen we puber waren. Bij momenten hilarisch. En toch ongelofelijk hoe je zonder 'regieaanwijzingen' als (brult ze, krabt aan haar kin, sluit haar ogen) zó veel kunt zeggen. Dan is het tijd om onze ‘alter ego’-teksten te bespreken. Eerst is Renee aan de beurt. Dan Marijke. En dan is het aan mij. Ik ben benieuwd. Mijn inschatting is dat ze het bevallingsverhaal zeer goed zullen vinden, een andere tekst goed tot zeer goed en een derde matig. Hun feedback gaat helemaal in die richting. Ik sta versteld van wat ze in de subtekst lezen. Tussen de regels als het ware. In wat ik niet zeg en er ook niet bedoeld heb ingezet. Ik voel de tranen opwellen en kan ze niet tegenhouden. “Wil je er over praten, Eveline?”, vraagt Mieke, psychologe en één van de begeleiders. Ik schud van nee. Mijn keel zit dicht. “Wat raakt je?”, probeert ze nog eens opnieuw. Ik probeer mijn gedachten te ordenen. Wat maakt me toch zo emotioneel? Ja, de drie extra onderbroken nachten door een zieke Nelson zitten daar zeker voor iets tussen. En ook wel stress omdat de deadline voor het manuscript nadert. Maar daar gaan die teksten niet over. Die gaan over (graag) zien en (graag) gezien worden, jezelf zoeken en vinden, oordelen en beoordeeld worden, onzekerheid en zekerheid, verbondenheid en loskomen. Thema’s die een gevoelige snaar raken. Vroeger. En nog altijd. “Autobiografisch schrijven is én tof omwille van het creatieve proces en omwille van de kracht die je ontdekt in jezelf”, reageert de begeleidster. “Door aan je levensverhaal te schrijven kom je in woelige emotionele wateren terecht. Herinneringen kan je maar gedeeltelijk sturen. Ze komen en gaan, bezorgen verdriet en vreugde. Door het schrijven giet je je herinneringen en emoties in een vorm en kan je je er beter toe verhouden. Jij bent de held die hier mee omgaat, obstakels overwint, besluiten neemt, de kracht in jezelf ontdekt en daardoor meer zelfvertrouwen ontwikkelt. Als liefdevolle anderen het lezen krijg je de juiste feedback en kan je groeien”, geeft ze mee. Ik knik en schenk haar een glimlach. Ik zucht. Niet niks, je levensverhaal opschrijven. En dan mag ik me gelukkig prijzen dat ik geen grote trauma’s te verwerken heb. Als al mijn teksten besproken zijn, is het tijd om een hapje te eten. Nadien feedbacken we nog Vera’s teksten. Die avond krijg ik nog een e-mail van één van de cursisten: “Ik vind het straf wat jij op jouw leeftijd doet. Ik had het zelf niet gedaan, gedurfd, gekund. Het is straf en leerzaam. Je tranen waren echt niet storend, maar goed dat je er woorden bij gegeven hebt en niet hebt gezwegen. Ook sterk!” Opnieuw moet ik mijn tranen doorslikken … Ik ben inderdaad de jongste van de groep. De rest is minstens twintig jaar ouder tot zelfs bijna dubbel zo oud. En toch voel ik me thuis bij deze mensen. Toch zit ik hier op mijn plaats. Toch voel ik me heel sterk geroepen om ook anderen hierin te begeleiden. Maar niet zonder eerst zelf mijn weg hierin te gaan. Eerst zelf te voelen wat het schrijven van mijn verhaal met me doet. Alleen zo kan ik geloofwaardig anderen begeleiden. Deadlines en ik. We hebben een haat-liefdeverhouding. Ik heb ze nodig om in gang te schieten, maar vervloek ze ook, omdat ik vaak te laat actie onderneem en de ‘dode lijn’ me daardoor stress bezorgt. Terwijl het eigenlijk een feestlijn zou moeten zijn, omdat je dan werkelijk iets 'afwerkt'. Vijftien september was de deadline voor onze opdracht voor de masterclass ‘autobiografisch schrijven’. Dat wisten we al vanaf half mei. Akkoord, ik moest wachten tot een gesprek met de twee lesgevers half juli voor ik mijn pen in de inkt kon dopen. Maar pas in augustus maakte ik twee avonden vrij: een om mijn levenslijn te tekenen en een andere om een sleutelscene te schrijven.
Eenmaal aan het voorbereiden en schrijven vind ik het fijn. Het is zoals bij sporten: de grootste drempel is die van de voordeur. Al hoef je zelfs de deur niet uit om te schrijven. Maar je wel uit je luie zetel sleuren en je voor de pc zetten. Na een dagje computerwerk is dat evenwel niet mijn favoriete bezigheid. En akkoord, je kan ook met de hand schrijven. Maar dat neemt veel tijd. Enkel de voorbereidende associatie-oefeningen maakte ik op papier. En oh ja, andere excuses genoeg: te moe, groot feest voor dochter organiseren, gaan zumba’en (een gezonde geest in een gezond lichaam, ook belangrijk toch?), op reis, te warm, te veel praktische shizzle te doen. Maar misschien vermeed ik het onbewust ook wel, omdat ik niet zo veel zin had om pijnlijkere herinneringen op te halen. Die keer op kamp, bijvoorbeeld, waarin iemand van de groep waartegen ik een paar dagen daarvoor in opstand was gekomen, omdat ze geen poot uitstak – wraak neemt. Ik ben de Chinese vrijwilliger die moet meedoen in haar sketch tijdens het kampvuur. Het eindigt met een halfvolle emmer water die ik over me heen krijg gegooid. Ik weet bij God niet meer of er me toen iemand troostte. Of ik andere kleren ben gaan aandoen. Ik was toen dertien. Maar in mijn verhaal laat ik de leidster die het al eerder voor me opnam wel een troostende arm rond mijn schouder leggen. Ik zie ook in hoe moedig het was het voor mezelf én de anderen op te nemen. Tegen de miss popular van de groep en plus! Hoe ik – nog altijd – niet tegen onrechtvaardigheid kan. En dat ik toen aan den lijve ervoer hoe belangrijk het is dat iemand je een stem geeft. Als leidster en animator later heb ik het altijd voor de minder mondige, meer introverte kinderen opgenomen. Altijd. Ja, het doet pijn om over dat voorval te schrijven. Want als je het goed wil beschrijven, moet je er helemaal induiken. Dat wil zeggen: de kwaadheid en het verdriet voelen. Maar tegelijkertijd is het ook helend en helpt het om het te relativeren. Maar er komen niet alleen pijnlijke scènes aan bod. Ook plezante scènes, bijvoorbeeld hoe ik Philippe leerde kennen en uit mijn studententijd in Leuven. Ongelofelijk hoeveel je vergeet. En dat na amper vijftien jaar: namen van fuifzalen, straten, vrienden met wie je naar een bepaalde fuif ging en welke muziek er klonk, wat je het liefste dronk, wanneer en hoelang je samen was met je toenmalig lief, welke vakken je had en wie die gaf. Hoe meer ik schreef, hoe vlotter het ging. De juiste emotie vinden en zoeken hoe dat uiterlijk zichtbaar zou geweest zijn. Ik begin in te zien dat een literair boek schrijven écht geen makkie is. Dat het moeilijk is om je lezers te laten voelen wat jij wilt dat ze voelen en om alles zo te schrijven dat ze alles voor zich kunnen zien. Om niet te veel, maar ook niet te weinig te schrijven. Om interessante details erin te plaatsen en andere te schrappen. Schrijven. Het is een kunst. Een vak apart. Daarom. Hoed af voor alle literaire schrijvers! ps voor de nieuwsgierigen: uiteindelijk kwam alles (bijna) op tijd goed. Vier daagjes na de deadline, maar nog ruim op tijd voor de lesgevers én medecursisten om mijn avonturen te lezen. |
eveliNe coppin
Geïnteresseerd in mensen. Nieuwsgierig. Enthousiast. Kritisch. Empathisch. Zin voor initiatief. Kwaliteitsvol. Journalist. Levens-verhalenschrijver. Mama. Categorieën
Alles
|